Grensarbeid wordt eenvoudiger door samenwerking jobdiensten
“Motivatie en competentie zijn het belangrijkst”
Grensarbeid wordt eenvoudiger door samenwerking jobdiensten
“De Erasmus van het duaal leren”
“Het is toch vreemd dat op zo’n kleine afstand van elkaar er zo’n verschillende graad van tewerkstelling is. Maar dat biedt opportuniteiten.” Met die woorden trapte de voorzitter van de Eurometropool, Vincent Van Quickenborne, onlangs een avond over grensarbeid op gang. Een heel eenvoudige analyse vormt de basis van samenwerking tussen jobdiensten over de grenzen: Vlaanderen heeft arbeidskrachten tekort, Frankrijk en Wallonië hebben er op overschot. Hoewel het zo eenvoudig niet loopt: “Ook in Wallonië en Frankrijk heb je knelpuntberoepen.” Het gaat om maar dan volumes, het gaat om een “war of talent”. Wij doken even mee de strijd in. Een verslag.
“Grenzeloos tewerkstellen” heet het samenwerkingsproject van publieke jobdiensten en werkgevers uit de grensstreek met de twee EGTS (Eurometropool en van Vlaanderen). Ze bundelen alle info over tewerkstellingsmaatregelen en jobmatching op één plek. Het doel is: een grotere arbeidsmobiliteit én leemtes invullen. “Wij willen zoveel mogelijk medewerkers in bedrijven geplaatst krijgen”, zegt projectleider Céline Ortega van Pôle Emploi. “We werken met grensoverschrijdende teams”, zegt Inge Peeraer van VDAB, “We sensibiliseren, we motiveren. Elke Europeaan kan zich bij ons inschrijven om aan werk te worden geholpen.”
Met die arbeidsmobiliteit valt het al redelijk mee: 50.000 Walen werken in Vlaanderen, 30.000 Vlamingen in Wallonië. “Taal is daarbij soms een barrière”, zegt Hilde Gillebert van Le Forem, “Maar tegelijk hechten we er teveel belang aan. Soms vraagt een werkgever naar een taalniveau dat helemaal niet nodig is voor een job. Motivatie en competenties, dat is het belangrijkste.”
Stan Callens heeft een mailingbedrijf in Heule bij Kortrijk. Hij werkt al langer met werknemers die een Individuele Beroeps Opleiding volgen, leren op de werkvloer. “Ik kan het alleen maar toejuichen”, zegt de ondernemer, “Zo halen wij kennis van Franse medewerkers in huis en tegelijk leren we hen met onze machines werken.” Callens kadert dit in zijn duurzaam personeelsbeleid, waarbij hij onderstreept dat organisatiecultuur heel belangrijk is.
“Het is een investering voor bedrijven, dat geven we toe. Maar een investering die wel op termijn opbrengt”, bevestigt Eric Hellendorff (OFFA), die deeltijds leren en werken promoot, het zogenaamde duaal leren. “Het laat je als bedrijf toe om iemand helemaal te vormen volgens je noden.” 15.000 Waalse jongeren werken en leren al volgens dit systeem. “In deze grensregio is diversiteit een troef, maak er gebruik van als jongere”, aldus Hellendorff, “Dit grensgebied multipliceert kansen.”
Ook in Frankrijk en Vlaanderen is duaal leren in opmars. Jammer dan ook om vast te stellen dat het systeem op drie verschillende manieren is geregeld, volgens de logica van elke deelregio. “Er is nood aan een kader”, zegt An Boone (Unizo). “Deeltijds leren en werken is een systeem waar we moeten in investeren”, onderstreept Minister-President Rudy Demotte van de Federation Wallonie-Bruxelles, “60 procent van de jongeren die deeltijds leren en werken raakt aan een vaste job.” Demotte pleit ervoor om de drie verschillende wetgevingen pragmatisch aan te pakken. “Ofwel ben je jaren bezig met het aanpassen van regels, ofwel maak je een ad hoc oplossing met de Eurometropool. Daarmee zouden we de eerste EGTS zijn die dat doet. Een Erasmus van het duaal leren, een ‘Erasmus de l’alternance’.”
Bij Monument hebben ze al langer ervaring met duaal leren. Dat getuigt Kristel Stroom. “Wij hebben een schrijnwerkerij in Doornik en daar werken medewerkers en stagiairs van beide regio’s. Goed voor hun talenkennis. We halen er jaarlijks aanwervingen uit.”
“Het is vandaag groeien met de handrem op”, moppert Bert Mons van Voka, “Vandaag werken er dubbel zoveel Fransen als Walen in de regio. We moeten toch eens de discussie voeren over het inperken van de werkloosheidsvergoedingen in de tijd.”
Mons zet projecten op die gericht zijn op het assertief aantrekken van toptalent. Voka helpt mee stages organiseren om Franse studenten aan de slag te krijgen in een Vlaams bedrijf. “Stages d’excellence” heet dit initiatief en de Franse ingenieursscholen vinden het blijkbaar een goede zet. “Taal is geen probleem, ze kennen Engels”, zegt Bruno Delbreil van de Polytech Lille over zijn studenten.
Suzy Soetaert van Beaulieu is eveneens opgezet met deze stages. Ze heeft er Tressy Giglio mee aangeworven. “Wij zijn gewoon om Franse werknemers aan te werven. Door onze fysieke ligging aan de grens is er een cultuur van openheid en begrip. Taal is hier niet echt een probleem. Er is veel potentieel aan technische profielen aan de universiteiten in Lille. En die moeten we actief tot bij ons krijgen. De tijd is echt gedaan dat ze spontaan afkomen.”
Tressy Giglio deed een dergelijke stage als juriste. Zes maanden. “Een volledige onderdompeling”, lacht ze. Het heeft haar geen windeieren opgebracht: na de stage is ze aangeworven als bedrijfsjuriste, inmiddels op de hoogte van de Belgische en Franse wetgeving.
Johannes Coulembier mocht de laatste getuigenis leveren. Hij wisselt werken in een bedrijf af met het volgen van les, beide in Frankrijk. “Door in een ander land te werken leer je niet enkel een taal, maar ook een cultuur. Blij dat ik dit doe”, zegt hij.
“Elk talent telt”, sluit Vlaams parlementslid Axel Ronse af. En geeft aan dat er nog veel werk aan de winkel is. Een actiegroep bij de Eurometropool volgt het dossier strak op.